1. § Lokale heffingen

1. § Lokale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Deze paragraaf geeft inzicht in de uitgangspunten voor de heffing van belastingen en rechten, de lokale lastendruk en de kwijtschelding. 

Een deel van onze inkomsten bestaat uit provinciale belastingen en heffingen, die betaald worden door de inwoners en ondernemers in onze provincie. Daarvan is de belangrijkste inkomstenbron de opcenten op de motorrijtuigenbelasting (MRB). Daarnaast kennen wij de volgende heffingen: leges, grondwaterheffing en ontgrondingenheffing. 

Inkomsten uit lokale heffingen

Terug naar navigatie - Inkomsten uit lokale heffingen

Bij het heffen gaan wij uit van het profijtbeginsel. Uitgangspunt is dat degene die profiteert van een voorziening, voor die voorziening betaalt. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen (bijvoorbeeld leges) dan bij belastingen (bijvoorbeeld opcenten motorrijtuigenbelasting). 
Bij het heffen wordt rekening gehouden houden met interne en externe kaders en wet- en regelgeving, waaronder verschillende artikelen uit de Provinciewet (art. 222 t/m 226). De regels van de provinciale heffingen, evenals de toegepaste heffingsmaatstaven komen expliciet aan de orde bij de jaarlijkse vaststelling van de Legesverordening Limburg met de bijbehorende tarieventabel en de Grondwaterheffingsverordening. De uitgangspunten voor deze heffingen zijn opgenomen in deze programmabegroting. In verband met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023 zal de vernieuwde provinciale Omgevingsverordening gelijktijdig in werking treden. De Legesverordening Limburg 2023 zal hierop aansluiten. Dit proces is nog niet afgerond. Als uitgangpunt voor de programmabegroting zijn daarom de bestaande ramingen opgenomen. De analyse van de leges en kostendekkendheid volgt daarom bij het Statenvoorstel van deze legesverordening.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de totale inkomsten uit lokale heffingen.

Inkomsten lokale heffingen € x 1.000
Realisatie 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026
Opcenten MRB 110.586 113.529 115.686 117.884 120.124 122.406
Leges 391 899 916 933 950 968
Grondwaterheffing 1.004 1.103 1.034 1.053 1.073 1.093
Totaal 111.981 115.531 117.636 119.870 122.147 124.468

Beleid ten aanzien van de diverse provinciale heffingen

Terug naar navigatie - Beleid ten aanzien van de diverse provinciale heffingen

Het beleid van de volgende provinciale heffingen wordt hierna toegelicht, te verdelen in de onderdelen:
•    opcenten op de motorrijtuigenbelasting en lokale lastendruk;
•    leges in het kader van de Omgevingswet;
•    grondwaterheffing;
•    ontgrondingenheffing;
•    kwijtscheldingsbeleid.

Opcenten op de motorrijtuigenbelasting

Terug naar navigatie - Opcenten op de motorrijtuigenbelasting

Op basis van het huidige collegeprogramma “Vernieuwend Verbinden” werd voor de jaren 2020 en 2021 het aantal opcenten op de motorrijtuigenbelasting gefixeerd op 77,9. Vanaf 2022 wordt het aantal opcenten jaarlijks geïndexeerd. Volgens de uitgangspunten van de meerjarenbegroting 2023-2026 bedraagt de jaarlijkse indexering 1,9%. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal opcenten weergegeven voor de periode 2022 tot en met 2026.

Aantal opcenten MRB 2022-2026
Per 1 januari Van Prijsindex Naar
2022 77,9 1,6 79,1
2023 79,1 1,9 80,6
2024 80,6 1,9 82,1
2025 82,1 1,9 83,7
2026 83,7 1,9 85,3

Lokale lastendruk

Terug naar navigatie - Lokale lastendruk

Onder lokale lastendruk wordt verstaan hoe de lokale lastendruk zich verhoudt ten opzichte van de landelijke lastendruk. Hierbij is met name de hoogte van de opcenten van belang. Het aantal opcenten op de motorrijtuigenbelasting dat de provincies mogen heffen is met ingang van 1 januari 2023 gemaximeerd op 125,9. 

De Belastingdienst verstrekt jaarlijks een gewichtsuitdraai van het Limburgse wagenpark bestaande uit overzichten met de aantallen personenauto's en motoren, onderverdeeld naar gewichtsklasse en soort brandstof. Aan de hand van de gewichtsuitdraai opgesteld naar de situatie van 1 juli 2022 zijn de opbrengsten aan provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting 2023-2026 geraamd met een opbrengst per opcent van ruim € 1,435 mln. Op basis van het maximaal te heffen aantal opcenten van 125,9 en de feitelijke heffing van 80,6 kent de Provincie een onbenutte belastingcapaciteit van 45,3 opcenten oftewel een onbenutte belastingcapaciteit in 2023 van € 65 mln.

Ontwikkeling aantal opcenten MRB 2020-2023
2020 2021 2022 2023
Provincie Limburg 77,9 77,9 79,1 80,6
Landelijk gemiddelde 83,0 83,5 83,6 84,9
Wettelijk maximum 115,0 116,8 118,3 125,9
Limburg als % van het wettelijke maximum 67,7% 66,7% 66,9% 64,0%

Interprovinciaal traject nieuwe financieringssystematiek

Terug naar navigatie - Interprovinciaal traject nieuwe financieringssystematiek

In het Coalitieakkoord 2021-2025 ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ stelt het Kabinet het volgende: “Om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten, wordt in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025 uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Daarbij worden ook alternatieven voor de OZB en MRB in de beschouwing betrokken. In de huidige kabinetsperiode zal de financiering van de medeoverheden grotendeels worden vormgegeven via de accres systematiek. Deze plannen en de uitwerking ervan de komende jaren, hebben een grote impact op de toekomstige financiële positie van de provincies. 
Met de introductie van Betalen naar Gebruik als mogelijke opvolger van de Motorrijtuigen belasting en de instelling van fondsen voor de bekostiging van de grote maatschappelijke opgaven zien wij meer financiële onzekerheden voor de provincies op de (middel)lange termijn, die provincies in zwaar weer kunnen brengen.

Het nieuwe kabinet heeft in het coalitieakkoord opgenomen dat het streeft naar een nieuwe financieringssystematiek voor de provincies en gemeenten met ingang van 2026. De gezamenlijke provincies zijn daarom een traject gestart waarbij gezamenlijk met rijk en gemeenten gewerkt wordt aan deze nieuwe systematiek. Minister Bruins Slot (BZK) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de stappen die het kabinet wil zetten om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden. Maandag 11 juli 2022 heeft ze daartoe een contourennota aan de Tweede Kamer gestuurd. Samengevat wordt in deze brief geschetst hoe het kabinet toe wil werken naar een herziening van de Financiële-verhoudingswet in 2024. Dit voornemen vloeit voort uit de ambitie uit het Coalitieakkoord om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten, met name voor de periode na 2025. Het kabinet en de medeoverheden zijn namelijk van mening dat de financieringssystematiek zoals die nu is vormgegeven verbetering behoeft. Meer stabiliteit en ruimte voor autonome keuzes op regionaal en lokaal niveau worden daarbij nagestreefd. 

In het Coalitieakkoord (Rutte IV) is vastgelegd dat het accres op de fondsen (Gemeentefonds en Provinciefonds) vanaf 2026 wordt vastgezet waardoor onzekerheid ontstaat over de toekomstige financiële ruimte van de medeoverheden. Vandaar ook dat gewerkt wordt aan een nieuwe, stabielere financieringssystematiek waarbij ook de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Momenteel hebben zowel de VNG als het IPO signalen afgegeven dat ze garanties willen hebben op tijdige duidelijkheid. Tijdens het VNG-congres eind vorige maand is een resolutie over dit onderwerp aangenomen. Ook het IPO heeft een signaal afgegeven door aan een akkoord op het bevriezen van het volumedeel van het accres voor de periode 2022-2025 de voorwaarde te verbinden dat voor de financieringssystematiek ná 2025 een bevredigend resultaat wordt geboekt. Duidelijkheid voor provincies en gemeenten is namelijk nodig vanwege de grote opgaven die op de provincies afkomen en omdat als onderdeel van de begroting 2023 een meerjarenbegroting 2024-2026 moet worden opgesteld.

Leges in het kader van de Omgevingswet

Terug naar navigatie - Leges in het kader van de Omgevingswet

Provincies zijn, samen met Gemeenten, voor een groot deel verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening in Nederland. De nieuwe Omgevingswet is een fundamentele stelselherziening van het omgevingsrecht. In de Omgevingswet, wordt alle wetgeving ten aanzien van het fysieke domein geïntegreerd, zowel inhoudelijk als procedureel. Deze wet gaat onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet milieubeheer, de Ontgrondingenwet, de Wet Natuurbescherming (Wnb) en de Waterwet (gedeeltelijk) vervangen. 
Vergunningen die op basis van deze wetten werden aangevraagd, vormen met de invoering van de omgevingswet een onderdeel van de omgevingsvergunning en worden niet meer apart aangevraagd/verleend. In de Omgevingswet zijn in hoofdstuk 13 financiële bepalingen over leges en heffingen opgenomen. Naar verwachting zal de Omgevingswet per 1 januari 2023 inwerking treden.  De legesverordening Limburg 2023 en de bijbehorende tarieventabel zal op deze vernieuwde wetgeving worden aangepast.

Grondwaterheffing

Terug naar navigatie - Grondwaterheffing

Provincies kunnen een grondwateronttrekkingsheffing opleggen aan onttrekkers van grondwater. De opbrengst is bedoeld voor bepaalde specifiek aangewezen grondwateruitgaven van de provincie. De heffing is ondergebracht in artikel 13.4b van de Omgevingswet. Nadere regels zijn opgenomen in artikel 8.3 en 8.4 van het Omgevingsbesluit. De grondwaterheffing wordt geheven over de hoeveelheid onttrokken grondwater conform het beleid en de tarieven in de Grondwaterheffingsverordening Limburg.

Ontgrondingenheffing

Terug naar navigatie - Ontgrondingenheffing

Op grond van artikel 13.4a van de Omgevingswet kan bij provinciale verordening een ontgrondingenheffing worden ingesteld (dit artikel is ontleend aan artikel 21f van de Ontgrondingenwet). Per 1 januari 2009 is de heffing in Limburg beperkt tot het bestrijden van de kosten van toe te kennen schadevergoedingen ten gevolge van een ontgrondingsbeschikking. De ontgrondingenheffing wordt geheven van houders van ontgrondingsvergunningen en machtigingen en bedraagt € 90 per vergunde hoeveelheid stoffen van 10.000 m3 conform de Heffingsverordening ontgrondingen van de provincie Limburg.

Kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Kwijtscheldingsbeleid

Het provinciale kwijtscheldingsbeleid volgt het Rijksbeleid op grond van artikel 232e, tweede lid, van de Provinciewet. Uitzonderingen daarop zijn in daartoe voorkomende gevallen in de desbetreffende verordening opgenomen. Dit beleid wordt uitsluitend gehanteerd voor natuurlijke personen. Aan niet-natuurlijke personen wordt geen kwijtschelding verleend. Aangezien het leeuwendeel van de belastingplichtigen niet-natuurlijke personen betreft, is kwijtschelding niet of nauwelijks aan de orde.