4. § Financiering

4. § Financiering

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

De paragraaf Financiering biedt nader inzicht in: 1) de portefeuille met liquide middelen en beleggingen van (tijdelijk) overtollige liquide middelen; 2) de portefeuille met uitstaande geldleningen en verstrekte borgstellingen aan verbonden partijen en derde marktpartijen uit hoofde van het publiek belang* en 3) de portefeuille met opgenomen geldleningen ten behoeve van zowel specifieke projectfinanciering als ook de eigen algemene balansfinanciering voor Provincie Limburg. 
*Geïnvesteerd agiokapitaal in deelnemingen maakt geen deel uit van deze paragraaf en is opgenomen in de paragraaf Verbonden partijen.

De primaire taak van de financieringsfunctie is dat te allen tijde voldoende werkkapitaal beschikbaar is om  tijdig aan alle financiële verplichtingen te kunnen voldoen, opdat de financiële continuïteit van de Provincie Limburg gewaarborgd blijft en dat de in de meerjarenbegroting opgenomen beleidsdoelstellingen zonder belemmering van financiering uitgevoerd kunnen worden.

Een secundaire maar even zo belangrijke taak van de financieringsfunctie is dat de Provincie haar (tijdelijk) overtollige middelen in een verantwoorde balans inzet ten behoeve van zowel directe stimulering van het publieke belang in Limburg als ook het realiseren van beleggingsrendementen. Deze beleggingsrendementen komen op indirecte wijze, als rentebaten in de meerjarenbegroting, eveneens toe aan de Limburgse maatschappij.

De paragraaf Financiering is als volgt opgebouwd:

  • Financiering integraal;
  • Algemene ontwikkelingen;
  • Portefeuille Uitzettingen van (tijdelijk) overtollige liquide middelen;
  • Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publiek belang;
  • Portefeuille Opgenomen geldleningen;
  • Verantwoording wettelijke normen - Kasgeldlimiet;
  • Verantwoording wettelijke normen - Renterisiconorm; 
  • Verantwoording van wettelijke normen - Drempelbedrag Schatkistbankieren;
  • Verantwoording wettelijke normen - Europese Monetaire Unie (EMU)-saldo

Financiering integraal

Terug naar navigatie - Financiering integraal

Uit de financiële balans per 31 december 2023 (Pepperflow, Jaarstukken 2023), valt af te lezen dat Provincie Limburg een balanstotaal heeft van € 2.187 mln. De volgende onderdelen van deze balans komen direct voort uit de activiteiten behorend bij de financieringsfunctie:
-    De activazijde van de balans toont de bezittingen van de Provincie. De Provincie bezit voor in totaal € 1.124 mln. aan obligaties, deposito’s en uitstaande langlopende geldleningen en voor nog eens € 208 mln. aan kortlopende uitzettingen en liquide middelen; 
-    De passivazijde laat zien hoe de activa zijn gefinancierd. Hieruit valt af te lezen dat het overgrote deel van de provinciale activa met eigen vermogen is gefinancierd (€ 1.670 mln.) en in relatief beperkte mate met vreemd vermogen. De vaste schuldpositie bestaat ultimo 2023 uit € 47,4 mln. aan opgenomen langlopende geldleningen.

De activa zoals hierboven bij het eerste gedachtestreepje beschreven zijn onderverdeeld in de volgende twee financieringsportefeuilles:
1.    Portefeuille Uitzettingen (tijdelijk) overtollige liquide middelen;
2.    Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang.

De opgenomen geldleningen, zoals vermeld bij het tweede gedachtestreepje, zijn ondergebracht in de volgende financieringsportefeuille: 
3.    Portefeuille Opgenomen geldleningen.

In tabel 4.1 wordt het portefeuille overzicht van de drie voornoemde financieringsportefeuilles weergegeven. In de tabel wordt de verwachte nominale hoofdsom per aanvang boekjaar 2025-2029 weergegeven, rekening houdend met de reguliere contractuele aflossingen. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met toekomstige nieuwe uitzettingen of opnames in dezelfde portefeuille, omdat dit afhankelijk van bestuurlijke besluitvorming nog ongewis is. Vrijvallende middelen komen in beginsel toe aan het schatkistbankieren rekening-courant en de aflossingen op opgenomen geldleningen worden betaald uit ditzelfde rekening-courant. Het schatkistbankieren rekening-courant is een portefeuille onderdeel van de portefeuille Uitzettingen (tijdelijk) overtollige liquide middelen.

De verwachte totale nominale waarde van de drie financieringsportefeuilles samen per aanvang 2025 bedraagt naar verwachting € 1.137,8 mln. en per aanvang 2026 € 981,4 mln. Dit houdt in dat de drie gedefinieerde financieringsportefeuilles in 2025 naar verwachting met circa € 156,4 mln. dalen. Deze middelen zullen enerzijds op basis van de begrote investeringsplanning verschuiven naar de materiële vaste activa (bijvoorbeeld als gevolg van grondaankopen of investeringen in infrastructuur) en zullen anderzijds conform de programmabegroting worden ingezet als financiering van de inzet van de programmareserves 2024-2027 (de bestuurlijke intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord).

De totaal verwachte renteopbrengst per portefeuille per boekjaar wordt eveneens in tabel 4.1 gepresenteerd. In de verwachte renteopbrengst zijn voorzichtigheidshalve uitsluitend de renteopbrengsten opgenomen gebaseerd op bestaande getekende leningcontracten. Dit maakt dat de te ontvangen variabele rente op rekening-courant en rente op eventuele toekomstige uitzettingen en opnames hierin (nog) niet zijn meegenomen. Afhankelijk van het werkelijke saldo op rekening-courant, de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten en het risicoprofiel van toekomstige uitzettingen zullen de te realiseren rentebaten gedurende het begrotingsjaar tot een begrotingsvoordeel kunnen leiden. Dit maakt dat in tabel 4.1 in beginsel van boekjaar tot boekjaar een daling in de rentebaten wordt gepresenteerd, wat periodiek met de realisatie van variabele rentebaten en toekomstige uitzettingen zal worden aangevuld. De totaal verwachte renteopbrengsten in boekjaar 2025, zoals verwerkt in de programmabegroting, bedraagt vooralsnog € 28,8 mln.

Financiële karakteristieken per portefeuille

Elke financieringsportefeuille (en ook elk portefeuille onderdeel) heeft zijn eigen kenmerken die hieronder beknopt worden benoemd:

  1. Portefeuille Uitzettingen van (tijdelijk) overtollige liquide middelen - Deze portefeuille heeft een relatief hoge liquiditeitswaarde, omdat een aanzienlijk deel van de portefeuille in direct beschikbaar rekening-courant en/of bijna direct opeisbare rijks-deposito’s (d.w.z. binnen één á enkele werkdagen) is ondergebracht. Ook is het kredietrisico binnen deze portefeuille relatief laag, omdat de tegenpartij altijd een overige Nederlandse overheidsorganisatie is dan wel een financiële instelling met een sterke kredietrating (minimaal A bij twee van de drie grote ratingbureaus). Daar staat tegenover dat de rentepercentages vaak lager zijn, omdat een groot deel van de portefeuille kortlopend uitstaat en er weinig tot geen risico-opslagen zijn toegevoegd;
  2. Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang - Het primaire doel van deze portefeuille is het tegemoet komen aan partijen die met haar activiteiten het publiek belang in Limburg dienen. De portefeuille heeft een lage liquiditeitswaarde, omdat geldleningen aan verbonden partijen en derden marktpartijen een relatief lange looptijd kennen en slechts in (zeer) beperkte mate vervroegd afgelost (kunnen) worden. Gegeven het maatwerk in de leningsovereenkomsten is er tevens vrijwel geen secundaire markt om deze geldleningen voortijdig met cessie aan derden over te kunnen dragen. Ook is het kredietrisico op deze portefeuille aanzienlijk hoger en is het aanvraagproces en het leningbeheer intensiever dan in de overige portefeuilles. Daar staat tegenover dat de rentepercentages binnen deze portefeuille vaak meerdere procentpunten hoger liggen als resultante van de toegevoegde marktconforme risico-opslagen;
  3. Portefeuille Opgenomen geldleningen – De Provincie heeft goede toegang tot de (sector)banken en overige financiële instellingen voor het kortlopend (< 1 jaar) en langlopend (> 1 jaar) inlenen van gelden, waardoor de toegankelijkheid tot het inlenen van aanvullende liquiditeiten toereikend is. Over het algemeen geldt hoe korter de inleenperiode hoe gunstiger de rentetarieven zijn, met dien verstande dat de rentelasten ook sneller kunnen stijgen bij marktverschuivingen (renterisico). Vooralsnog heeft de Provincie geen aanvullende liquiditeitsbehoefte voor eigen gebruik. De Provincie heeft wel langlopend opgenomen geldleningen ten behoeve van specifieke projecten. 
Tabel 4.1 Portefeuille overzicht uitstaande en opgenomen gelden per aanvang boekjaar (nominaal x € 1.000)
Portefeuille overzicht 2025 2026 2027 2028 2029
1. Portefeuille Uitzettingen (tijdelijk) overtollige liquide middelen 543.558 501.255 538.564 448.791 495.304
2. Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang 618.525 499.761 427.373 410.457 383.555
Totaal uitstaande financiële middelen 1.162.083 1.001.016 965.937 859.248 878.859
3. Portefeuille Opgenomen geldleningen -24.286 -19.648 -15.010 -10.371 -5.915
Saldo uitstaande en opgenomen geldleningen 1.137.798 981.368 950.926 848.877 872.944
Integrale prognose renteopbrengsten per boekjaar (bedragen x € 1.000)
Renteopbrengsten per portefeuille 2025 2026 2027 2028 2029
1. Portefeuille Uitzettingen (tijdelijk) overtollige liquide middelen 12.734 9.023 7.344 4.793 3.749
2. Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang 11.364 7.343 6.307 5.779 5.046
Boekhoudkundige vrijval van reserves uit verleden verkoop van obligaties 4.622 3.470 1.749 413 132
Totaal aan renteopbrengsten per boekjaar 28.720 19.836 15.400 10.985 8.927
3. Portefeuille Opgenomen geldleningen -34 -22 -11 0 0
Saldo renteopbrengsten per boekjaar 28.686 19.814 15.389 10.985 8.927

Algemene ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Algemene ontwikkelingen

Interne ontwikkelingen

De financiering van de provinciale taken en het beheer van de provinciale financiële activa zijn vastgelegd in de vigerende Financiële verordening Provincie Limburg, het Treasurystatuut en het strategisch investeringsbeleid en uitvoeringskader Sturing in Samenwerking (SiS). De effectiviteit van SiS 3.0 is in 2024 geëvalueerd en wordt doorontwikkeld tot SiS 4.0. SiS 4.0 zal naar verwachting in de eerste helft van 2025 aan Provinciale Staten worden aangeboden. De Financiële verordening is in 2023 vastgesteld en zal voor aanvang van 2025 wederom geactualiseerd voor vaststelling aan PS worden aangeboden. In lijn met voornoemde actualisaties (SiS 4.0 en Financiële verordening 2024) zal eveneens het Treasurystatuut in 2025 worden geactualiseerd en voor besluitvorming aan Gedeputeerde Staten worden aangeboden.

Externe ontwikkelingen
De vigerende Financiële verordening Provincie Limburg en het Treasurystatuut voldoen aan de wettelijke kaders, waaronder het Besluit Begroting & Verantwoording (BBV), de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo). Omtrent verslagjaar 2025 en verder zijn door de Rijksoverheid geen wetswijzigingen aangekondigd die van materiële invloed op het huidige financieringsbeleid van Provincie Limburg zouden kunnen zijn. Mocht dit wijzigen dan zal daar tijdig op worden geanticipeerd.

Portefeuille Uitzettingen van (tijdelijk) overtollige middelen

Terug naar navigatie - Portefeuille Uitzettingen van (tijdelijk) overtollige middelen

Gedeputeerde Staten ziet er op toe dat de benodigde en de (tijdelijk) overtollige liquide middelen prudent worden beheerd. In de vigerende Financiële verordening en het vigerende Treasurystatuut zijn de doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels ten aanzien van het financieringsbeleid vastgelegd, alsmede de taken, rollen en bevoegdheden. De Provinciale organisatie voert deze financieringsactiviteiten in eigen beheer uit.

Samenstelling van de portefeuille 
De portefeuille omvang inclusief verwachte renteopbrengsten in de periode 2025-2029 is opgenomen in tabel 4.2. Hieronder wordt per portefeuille onderdeel een nadere toelichting gegeven.

Portefeuille onderdeel 1a: van de voorheen significante obligatieportefeuille van de Provincie resteert per 1 januari 2025 nog slechts één obligatie met een nominale waarde van € 63,6 mln. Deze resterende bedrijfsobligatie (uitgegeven door Rabobank) zal tot einddatum (eind 2025) worden aangehouden. Nieuwe aankopen van obligaties zijn in de vigerende Wet fido (Wet financiering decentrale overheden) niet meer toegestaan, waarmee dit portefeuille onderdeel vanaf de begroting 2026 zal verdwijnen. 

Portefeuille onderdeel 1b: in het portefeuille onderdeel ‘Geldleningen aan decentrale overheden’ zijn alle uitzettingen aan Nederlandse decentrale overheden met een looptijd langer dan 1 jaar opgenomen. Aanvang 2025 heeft dit portefeuille onderdeel een totaalomvang van € 280 mln. In de periode van 2025 tot 2029 zal een aanzienlijk aantal leningen met een totaalvolume van € 142 mln. vrijvallen. Afhankelijk van nieuwe feiten en omstandigheden is de verwachting dat met het doen van periodieke nieuwe uitzettingen dit portefeuille onderdeel in de periode 2025-2029 (nagenoeg) op peil zal blijven.

Portefeuille onderdeel 1c: de regeling Schatkistbankieren voorziet in de mogelijkheid om deposito’s in meerdere looptijden en met een vast rentetarief bij het Ministerie van Financiën af te sluiten. De rentetarieven zijn gelijk aan de kapitaalmarktrente waartegen de Staat der Nederlanden zich kan financieren op de internationale financiële markten. Doordat het rendement op deze deposito’s circa 30 tot 40 basispunten lager ligt dan uitzettingen aan decentrale overheden, maar daarentegen wel direct opeisbaar zijn in geval van aanvullende liquiditeitsbehoefte, worden Rijksdeposito’s actief gebruikt voor een beperkt deel van de beleggingsmix. Het doel van plaatsing in Rijksdeposito’s is het (onder normale marktomstandigheden) verkrijgen van een iets hoger rendement dan het saldo op rekening-courant.

Portefeuille onderdeel 1d: het schatkistbankieren rekening-courant saldo is in de eerste plaats benodigd voor de dagelijkse inkomsten en uitgaven van de Provincie op concernniveau. Het is noodzakelijk om op dagelijkse basis voldoende saldo beschikbaar te hebben om tijdig aan alle betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. In geval van (tijdelijke) tekorten zullen er middelen ingeleend kunnen worden (zie portefeuille Opgenomen leningen) en bij (tijdelijk) overtollige liquide middelen zou het overtollige deel voor een bepaalde duur kunnen worden uitgezet ten behoeve van het publiek belang en/of een hoger renterendement. Om tijdig voldoende inzicht te hebben in de liquiditeitsbehoefte wordt een meerjarenprognose liquiditeit opgesteld waarin meerjarig alle begrote exploitatie inkomsten en uitgaven, investeringen en financieringsmutaties zijn opgenomen. In tabel 4.2 is het verwachte rekening-courant saldo per aanvang boekjaar opgenomen, uitgaande van géén nieuwe uitzettingen en opnames in de financieringsportefeuilles. Gelet op de toename van het rekening-courant saldo is het, afhankelijk van nieuwe feiten en omstandigheden, de verwachting dat nieuwe uitzettingen wel mogelijk zijn. Omdat de rentevergoeding op rekening-courant variabel is en het banksaldo intra-boekjaar aanzienlijk kan fluctueren, worden voorzichtigheidshalve (vooralsnog) geen renteopbrengsten over het positief banksaldo in de begroting verwerkt. Binnen de reguliere P&C-cyclus zullen de verwachte rentebaten periodiek worden bijgesteld. 

Tabel 4.2 Portefeuille Uitzettingen (tijdelijk) overtollige liquide middelen per aanvang boekjaar (nominaal x € 1.000)
Portefeuille onderdelen 2025 2026 2027 2028 2029
1a. Bedrijfsobligaties (uitfasering) 63.620 0 0 0 0
1b. Geldleningen aan decentrale overheden 279.920 228.380 201.840 172.300 137.760
1c. Schatkistbankieren deposito's 0 0 0 0 0
1d. Schatkistbankieren rekening-courant* 200.018 272.875 336.724 276.491 357.544
1. Totaalomvang portefeuille 543.558 501.255 538.564 448.791 495.304
Verwachte renteopbrengsten per portefeuille onderdeel 2025 2026 2027 2028 2029
1a. Obligatieportefeuille (uitfasering) 2.624 0 0 0 0
1b. Geldleningen aan decentrale overheden 10.110 9.023 7.344 4.793 3.749
1c. Schatkistbankieren deposito's 0 0 0 0 0
1d. Schatkistbankieren rekening-courant 0 0 0 0 0
1. Totaal renteopbrengsten portefeuille 12.734 9.023 7.344 4.793 3.749
*Het rekening-courant saldo per aanvang boekjaar is berekend op basis van de meerjarenprognose liquiditeit. Het deel van dit saldo dat (tijdelijk) overtollig is, kan in aanmerking komen voor nieuwe uitzettingen.

Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang

Terug naar navigatie - Portefeuille Uitzettingen uit hoofde van het publieke belang

De portefeuille uitzettingen uit hoofde van het publieke belang bevat (uitsluitend*) alle geldleningen aan en borgstellingen ten behoeve van verbonden partijen en derden marktpartijen uit hoofde van het publiek belang. Conform de Financiële verordening artikel 21 en artikel 22 lid 3 zijn in het vigerende beleidskader Sturing in Samenwerking (beleidskader SiS) de voorwaarden en condities vastgelegd waartegen de Provincie een geldlening uit hoofde van het publiek belang zou kunnen verstrekken. Tevens is in het beleidskader SiS vastgelegd hoe uitvoering wordt gegeven aan het leningbeheer en risicomanagement van de individuele leningen en de portefeuille als geheel.
* De portefeuille met het ingelegde eigen vermogen (via aandelenverwerving en agiostortingen) in provinciale deelnemingen is opgenomen in de Paragraaf Verbonden Partijen.

Een overzicht van de omvang en de verwachte renteopbrengsten van de uitgezette geldleningen aan verbonden partijen en derden partijen en het totaal aan verstrekte borgstellingen is opgenomen in tabel 4.3. 

In het portefeuille onderdeel Geldleningen aan verbonden partijen wordt er in beginsel rekening mee gehouden dat de drie uitstaande hybride geldleningen van elk € 50 mln. aan de sectorbanken BNG Bank en NWB Bank per eerste call-datum door de bank worden afgelost. Mochten de sectorbanken besluiten (eenzijdig recht) om niet tot aflossing over te gaan, dan wordt de verwachte aflossing in de planning één jaar opgeschoven.

Tabel 4.3 Portefeuille Uitzettingen publiek belang per aanvang boekjaar (nominaal x € 1.000)
Portefeuille onderdelen 2025 2026 2027 2028 2029
2a. Geldleningen aan verbonden partijen 336.347 232.140 175.905 171.641 161.347
2b. Geldleningen aan derde partijen 242.178 227.621 211.468 198.816 182.208
Subtotaal uitstaande middelen 578.525 459.761 387.373 370.457 343.555
2c. Borgstellingen aan bank 40.000 40.000 40.000 40.000 40.000
2. Totaalomvang portefeuille 618.525 499.761 427.373 410.457 383.555
Verwachte renteopbrengsten per portefeuille onderdeel 2025 2026 2027 2028 2029
2a. Geldleningen aan verbonden partijen 9.360 5.371 4.451 4.103 3.752
2b. Geldleningen aan derde partijen 2.004 1.972 1.856 1.676 1.294
2c. Borgstellingen aan bank (vergoeding van begunstigden) 0 0 0 0 0
2. Totaal renteopbrengsten portefeuille 11.364 7.343 6.307 5.779 5.046

Portefeuille Opgenomen geldleningen

Terug naar navigatie - Portefeuille Opgenomen geldleningen

Gelet op de solide liquiditeitspositie zoals gepresenteerd in tabel 4.2 is de verwachting dat er in de komende jaren geen structurele opname van geldleningen voor de eigen liquiditeitsbehoefte van de Provincie benodigd is (balansfinanciering). Vooralsnog zijn er ook geen activiteiten en/of projecten in voorbereiding waarvoor een nieuwe specifieke projectfinanciering benodigd is. Wel heeft de Provincie twee opgenomen projectfinancieringen in de boeken staan die hieronder nader worden toegelicht:

  1. In 2004 heeft de Provincie een geldlening van de (voormalige) Stichting Symbiose overgenomen met betrekking tot het pand Mercator. Verkoop van dit pand heeft in 2005 plaatsgevonden. De rente bedraagt 6,19% per jaar. Op deze lening wordt jaarlijks € 180.600 afgelost tot en met de einddatum in 2027. Daarmee is de einddatum reeds in zicht;
  2. In 2018 was de Provincie met de Europese Investeringsbank (EIB) een uitbreidingsfinanciering voor de regeling Duurzaam Thuis overeengekomen. Binnen deze regeling, welke in opdracht van de Provincie door Svn wordt uitgevoerd, konden particuliere huiseigenaren tegen gunstige voorwaarden een geldlening ontvangen voor de verduurzaming van de eigen woning. In de periode januari 2019 tot en met december 2021 heeft de Provincie in totaal € 50 mln. (5 tranches van € 10 mln.) bij de EIB opgenomen en doorgestort aan Svn. Door de betrokkenheid van de EIB was de Provincie in staat om tevens van de EIB een EU-subsidie ELENA (European Local ENergy Assistance) te ontvangen ter dekking van de project- en proceskosten. Vanaf oktober 2023 kunnen woningeigenaren geen nieuwe aanvragen meer doen en wordt de regeling uitgefaseerd. Ook kan de Provincie geen nieuwe lening tranches meer opnemen bij de EIB. De eerste (in kwartaal 1 2019) opgenomen lening tranche is reeds volledig afgelost en de overige vier tranches worden in verschillende looptijden in de komende jaren lineair aan de EIB afgelost. De rente op alle vier de tranches bedraagt tot aan einde looptijd 0,00% en zijn daarmee kostenloos.

In tabel 4.4. wordt een overzicht van de restant schuld per aanvang boekjaar van de opgenomen geldleningen weergegeven, evenals de rentelasten per jaar. De rentekosten in 2025 zijn relatief gezien (ten opzichte van de verwachte renteopbrengsten) marginaal en nemen tot 2028 verder af tot € 0,--. 

Tabel 4.4 Portefeuille Opgenomen geldleningen per aanvang boekjaar (nominaal x € 1.000)
Portefeuille onderdelen 2025 2026 2027 2028 2029
3a. Langlopende geldleningen projectfinanciering o/g -24.286 -19.648 -15.010 -10.371 -5.915
Lening BNG Bank tbv voormalige Stichting Symbiose (6,19%) -544 -363 -182 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 1 Q1 2019 (0,08%) 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 2 Q4 2019 (0,00%) -4.445 -3.334 -2.223 -1.112 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 3 Q3 2020 (0,00%) -7.333 -6.666 -5.999 -5.332 -4.665
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 4 Q4 2021 (0,00%) -6.250 -5.000 -3.750 -2.500 -1.250
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 5 Q4 2021 (0,00%) -5.714 -4.285 -2.856 -1.427 0
3b. Langlopende geldleningen balansfinanciering o/g 0 0 0 0 0
3c. Kas- en callgeld leningen o/g 0 0 0 0 0
3. Totaalomvang portefeuille -24.286 -19.648 -15.010 -10.371 -5.915
Verwachte rentekosten per portefeuille onderdeel 2025 2026 2027 2028 2029
3a. Langlopende geldleningen projectfinanciering o/g -34 -22 -11 0 0
Lening BNG Bank tbv voormalige Stichting Symbiose (6,19%) -34 -22 -11 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 1 Q1 2019 (0,08%) 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 2 Q4 2019 (0,00%) 0 0 0 0 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 3 Q3 2020 (0,00%) 0 0 0 0 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 4 Q4 2021 (0,00%) 0 0 0 0 0
Lening EIB tbv regeling Duurzaam Thuis tranche 5 Q4 2021 (0,00%) 0 0 0 0 0
3b. Langlopende geldleningen balansfinanciering o/g 0 0 0 0 0
3c. Kas- en callgeld leningen o/g 0 0 0 0 0
3. Totaal rentekosten portefeuille -34 -22 -11 0 0

Verantwoording wettelijke normen - Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - Verantwoording wettelijke normen - Kasgeldlimiet

Een belangrijke doelstelling van de Wet fido is het vermijden van grote schommelingen in de rentelasten van openbare lichamen. Kortlopende financieringen (met looptijden tot één jaar) zijn vatbaarder voor renteschommelingen dan langlopende financieringen (met looptijden vanaf één jaar). Om een grens te stellen aan het volume aan opgenomen kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet vastgelegd. De kasgeldlimiet is een door de minister bepaald percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het boekjaar. Bij ministeriële regeling is dit percentage voor Provincies vastgesteld op 7%, ongewijzigd ten opzichte van voorgaande boekjaren.

In tabel 4.5 is de begrote gemiddelde beschikbare ruimte per kwartaal onder de kasgeldlimiet voor 2025 weergegeven. De kasgeldlimiet voor Provincie Limburg bedraagt circa € 42,9 mln. Dit houdt in dat de Provincie gemiddeld per kwartaal tot maximaal dit volume aan kas- en callgeldleningen mag opnemen. Omdat de Provincie structureel over eigen liquide middelen beschikt en geen kas- en callgeldleningen heeft opgenomen, kan worden gesteld dat de geschatte ruimte onder de kasgeldlimiet circa € 184 mln. bedraagt. Dit maakt dat de Provincie ook in 2025 onder vrijwel alle omstandigheden onder deze limiet zal blijven. 

Tabel 4.5 Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000)
Berekening kasgeldlimiet 2025 Q1 2025 Q2 2025 Q3 2025 Q4 2025
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 2025 613.126 613.126 613.126 613.126
Kasgeldlimiet: 7,0% van grondslag (1) 42.919 42.919 42.919 42.919
Omvang vlottende schuld (2) 8.600 8.600 8.600 8.600
Omvang vlottende middelen (3) 150.000 150.000 150.000 150.000
Netto schuld (+) of overschot (-) (2-3 = 4) -141.400 -141.400 -141.400 -141.400
in % van de oorspronkelijke begroting -23,1% -23,1% -23,1% -23,1%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) (1-4) 184.319 184.319 184.319 184.319

Verantwoording wettelijke normen - Renterisiconorm

Terug naar navigatie - Verantwoording wettelijke normen - Renterisiconorm

In de Wet fido is tevens een renterisiconorm opgenomen. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm niet overschrijden. De renterisiconorm is bij ministeriële regeling vastgesteld op 20% van de provinciale begroting bij aanvang boekjaar. In tabel 4.6 is af te lezen dat de renterisiconorm voor de Provincie in 2025 € 122,6 mln. bedraagt, wat inhoudt dat de vaste schuldpositie tot maximaal deze omvang in boekjaar 2025 zou mogen vrijvallen. Echter, de omvang van de vaste schuldpositie van de Provincie in totale omvang is slechts € 24,3 mln. en deze wordt verspreid over meerdere jaren afgelost. Dit maakt dat de Provincie zowel theoretisch als in de praktijk nooit over de wettelijke risiconorm zal kunnen komen. 

Tabel 4.6 Renterisiconorm per boekjaar (bedragen x € 1.000)
Berekening renterisiconorm 2025 2026 2027 2028 2029
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 2024 613.126 613.126 613.126 613.126 613.126
Renterisiconorm: 20,0% van grondslag (1) 122.625 122.625 122.625 122.625 122.625
Renteherzieningen (2) 0 0 0 0 0
Aflossingen (3) 4.637 4.637 4.636 4.456 1.917
Renterisico volume (2+3 = 4) 4.637 4.637 4.636 4.456 1.917
in % van de oorspronkelijke begroting 0,8% 0,8% 0,8% 0,7% 0,3%
Ruimte (+) onder renterisiconorm (1-4) 117.988 117.988 117.989 118.169 120.709

Verantwoording wettelijke normen - Drempelbedrag schatkistbankieren

Terug naar navigatie - Verantwoording wettelijke normen - Drempelbedrag schatkistbankieren

Met het regeling schatkistbankieren wordt beoogd dat vrij besteedbare tijdelijk overtollige middelen worden aangehouden binnen de faciliteit Schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Echter, omdat vanuit de internetfaciliteit schatkistbankieren geen betalingsverkeer mogelijk is, is het toegestaan om een deel van de liquide middelen buiten de schatkist aan te houden om het reguliere betalingsverkeer via de huisbank praktisch uitvoerbaar te houden. Het drempelbedrag is het gemiddelde totaalsaldo per dag dat buiten de schatkist mag worden aangehouden. Het drempelbedrag voor Provincie Limburg in 2024 bedraagt ruim € 10,2 mln. (€ 500 mln. x 2% + € 113.126 mln. x 0,2%). Dit houdt in dat gemiddeld genomen iedere dag tot € 10,2 mln. buiten de schatkist kan worden aangehouden.

Het gemiddeld bedrag dat Provincie Limburg in 2024 buiten de Schatkist heeft aangehouden is vastgesteld op nihil. De Provincie maakt gebruik van de automatische afroom- en aanzuiverfaciliteit van haar huisbank Rabobank. De afroom- en aanzuiverfaciliteit wordt elke werkdag rond 18:00 uur automatisch door Rabobank uitgevoerd. Dit houdt in dat positieve banksaldi bij de Rabobank op dageinde naar de schatkist worden afgeroomd en dat negatieve banksaldi bij de Rabobank op dageinde vanaf de schatkist worden aangezuiverd, zodat op dageinde de banksaldi van Provincie bij Rabobank nihil bedragen. Dit dient daarmee tevens als systeemcontrole dat het drempelbedrag in geen enkel kwartaal zou kunnen worden overschreden.

Verantwoording wettelijke normen - EMU-saldo

Terug naar navigatie - Verantwoording wettelijke normen - EMU-saldo

De referentiewaarde voor het EMU-saldo in 2024 bedraagt € 73,2 mln. voor Provincie Limburg,  gepubliceerd in de Decembercirculaire 2023 van het provinciefonds. Op het moment van schrijven zijn de referentiewaarden voor de begroting van 2025 nog niet bekend. 

Een individuele EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.

In het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen van 21 november 2023 is de EMU-saldonorm voor de medeoverheden voor de periode 2024-2026 op -0,5% van het bruto binnenlands product (bbp) vastgesteld. Dat betekent een verruiming van deze EMU-saldonorm voor medeoverheden ten opzichte van de voorliggende periode met -0,1 procentpunt van het bbp. 

€ x 1.000
2024 2025 2026 2027 2028
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves -81.226 -87.885 -5.713 -20.236 9.331
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie 19.885 25.243 28.524 32.602 35.201
Mutaties (im)materiële vaste activa 148.555 112.688 150.943 105.731 0
Mutaties voorzieningen 962 993 993 993 993
Mutaties voorraden 23.684 -3.991 -3.991 -3.991 0
Berekend EMU-saldo -232.618 -170.346 -123.148 -88.381 45.525