5. Leefbare steden en dorpen

Leefbare steden en dorpen

Terug naar navigatie - Leefbare steden en dorpen

Provincies bepalen, conform Omgevingswet, samen met gemeenten hoe de fysieke leefomgeving van burgers en bedrijven wordt gebruikt. De ruimtelijke keuzes worden onder meer vastgelegd in de Provinciale Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Hiermee wordt ruimtelijk richting gegeven aan de ambities en doelen voor de Limburgse fysieke leefomgeving. Leefbaarheid vormt een rode draad in het coalitieakkoord. Het verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, het realiseren van een woonaanbod dat past bij de vraag van onze inwoners en duurzame zorg voor bodem en ondergrond zijn belangrijke elementen om vanuit het fysieke spoor in samenhang bij te dragen aan de leefbaarheid van Limburg.

Of het nu gaat om energie, klimaat, de woningbouwopgave, mobiliteit, landbouw, water of sociale rechtvaardigheid: de opgaven in Nederland zijn groot. We staan aan de vooravond van wat ‘de grote verbouwing van Nederland’ wordt genoemd. Alleen al het beeld tot 2030 maakt duidelijk dat er in Limburg simpelweg niet genoeg ruimte is om alle opgaven en doelen een plek te geven. Door slimme combinaties kunnen we ruimtewinst boeken, maar dit is niet altijd mogelijk. We zullen dus heldere ruimtelijke keuzes moeten maken.

Deze keuzes maken we niet alleen, omdat we tegen de grenzen van de beschikbare ruimte aanlopen, maar ook omdat we langs de lijn van deze keuzes kansen zien om bij te dragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en om mede vorm te geven aan het Limburg dat we willen zijn. Door te sturen op ‘de samenhang der dingen’ en door te investeren in de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, zorgen we de komende periode voor een verbeterde leefbaarheid in onze Provincie, zowel op het platteland als in de steden. Hierbij hebben we aandacht voor de relatie tussen inwoner en de eigen leefomgeving en kijken we gebiedsgericht wat er nodig is. Dit maakt van Limburg niet alleen een aantrekkelijke omgeving om in te leven, maar stelt ons, met een krachtig platteland en sterke steden, ook in staat om in te spelen op de veranderingen die op ons afkomen.

De afgelopen jaren hebben gemeenten, woningcorporaties, bedrijven en inwoners, samen met de Provincie forse investeringen gedaan in de leefbaarheid van Limburgse dorpen en steden. Toch staat die leefbaarheid in Limburg op veel plekken nog onder druk. Waar in plattelandskernen steeds meer voorzieningen dreigen te verdwijnen en de bereikbaarheid achteruit gaat, zien we hoe in steden armoede zich concentreert in specifieke wijken met slechte woonomstandigheden, weinig ontmoetingsplekken en een lage sociale cohesie. Niet voor niets is leefbaarheid de rode draad die door het coalitieakkoord ‘Elke Limburger telt!’ loopt. We stellen hiermee een college-brede ambitie om met onze inzet bij te dragen aan de leefbaarheid voor elke Limburger.

Leefbaarheid kent een belangrijk uitgangspunt: het gaat om de relatie tussen de inwoner en de eigen leefomgeving. Bij de leefomgeving horen niet alleen de kenmerken die fysiek zichtbaar zijn (de woning, de bushaltes of de bomen), maar ook de aanwezige sociale kenmerken (de sociale cohesie, het verenigingsleven en de veiligheid). Wanneer deze leefomgeving, met haar sociale en fysieke kenmerken, aansluit bij de behoeften van de inwoner, spreken we van een leefbare omgeving. Inwoners uit St. Geertruid kunnen hele andere behoeften hebben met betrekking tot hun leefomgeving dan de inwoners van een woonwijk in Venlo. Hiermee is leefbaarheid dus per definitie plaatsgebonden en afhankelijk van de specifieke omstandigheden, de kenmerken van een locatie en van de mensen die hier wonen. Dit betekent dat we als provinciale overheid midden in de samenleving moeten staan om gebiedsgericht te bezien wat er nodig is om de leefbaarheid in onze Provincie in stand te houden of zelfs te verbeteren.

Vanuit het beleidskader ‘Leefbare Steden en Dorpen 2024-2027’ versterken we de leefbaarheid door middels de Leefbaarheidsaanpak te investeren in de fysieke leefomgeving, door de juiste omstandigheden te creëren voor de realisatie van een woningvoorraad die aansluit op de behoefte van de regio en door te sturen op samenhangende ruimtelijke keuzes voor meer omgevingskwaliteit. 

Onze beleidskaders

Terug naar navigatie - Onze beleidskaders

Nieuw beleidskader
•    Leefbare Steden en Dorpen 2023-2027 (ter vervanging van Limburgse Agenda Wonen 2020-2023)

Reeds bestaande kaders:
•    IBA Parkstad 
•    Provinciale omgevingsvisie uit 2021 (traject aanscherping gestart)
•    Provinciale omgevingsverordening 
•    Provinciaal waterprogramma

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

5.1. Leefbare steden en dorpen

Terug naar navigatie - 5.1. Leefbare steden en dorpen

Vanuit het beleidskader ‘Leefbare Steden en Dorpen’ versterken we de leefbaarheid door middels de Leefbaarheidsaanpak te investeren in de fysieke leefomgeving, door de juiste omstandigheden te creëren voor de realisatie van een woningvoorraad die aansluit op de behoefte van de regio én door te sturen op samenhangende ruimtelijke keuzes voor meer omgevingskwaliteit. Deze 3 maatschappelijke opgaven, met bijbehorende doelstellingen voor deze collegeperiode (2023-2027), worden hieronder nader toegelicht. 

Verbetering van de leefbaarheid in Limburgse steden en dorpen

•    In 2027 is de leefbaarheid in de fysieke openbare ruimte verbeterd, waarbij specifiek aandacht is voor de gebiedsgerichte behoeften naar veiligheid, gezondheid, welzijn, positieve sociale relaties, kansen en contact met de natuurlijke omgeving.
Vanuit het beleidskader Leefbare Steden en Dorpen stellen we een Limburgse Leefbaarheidsaanpak in om benodigde fysieke investeringen mogelijk te maken die de leefbaarheid in steden en dorpen bevorderen. Deze investeringen doen we samen met gemeenten, het maatschappelijk middenveld en met inwoners zelf. Als college kiezen we hierbij bewust voor een ondersteunende rol, omdat wij geloven dat we als provinciale overheid niet de aangewezen partij zijn om te bepalen wat nodig is in een specifieke wijk of kern. Het zijn juist de inwoners, gemeenten en maatschappelijke organisaties die kennis hebben van en inzicht hebben in de lokale behoeften in relatie tot leefbaarheid. Zij zijn ook bij uitstek de partijen die kunnen duiden waarom een initiatief noodzakelijk is. Vanuit deze leefbaarheidsgedachte sluiten we dus maximaal aan bij de behoeften die leven in de Limburgse steden en dorpen, waarmee we rechtstreeks vormgeven aan de doelen van het coalitieakkoord. 

We hebben de Limburgse Leefbaarheidsaanpak uitgewerkt in de vorm van drie subsidieregelingen en een bijbehorende ondersteuningsstructuur. De subsidieregelingen zijn bedoeld voor inwoners, stichtingen, verenigingen, coöperaties en gemeenten. Met deze regelingen kunnen we kleine tot zeer grote leefbaarheidsinitiatieven financieel steunen. De regeling voor gemeenten is gericht op fysieke projecten. Bij de andere regelingen hebben we onderdelen uit het beleidskader Samen leven en bestaanszekerheid geïntegreerd. Dit biedt ons de mogelijkheid om zowel fysieke als sociale initiatieven te subsidiëren. Bij het begeleiden van initiatieven van inwoners, stichtingen, verenigingen en coöperaties werken we samen met diverse (maatschappelijke) organisaties. We noemen onze samenwerking BuurtBooster. Voor gemeenten is een aparte ondersteuningsstructuur beschikbaar. Onze samenwerkingspartners en onze externe adviesraad (Leefbaarheidsraad) helpen ons om zo effectief mogelijk te werken aan het versterken van de leefbaarheid. Sinds de start in oktober ’24 zijn bij de Limburgse Leefbaarheidsaanpak ruim 250 (aan)vragen binnengekomen (peildatum 14 maart ’25).

Passende woonruimte voor iedereen die in Limburg een woning zoekt

•    in 2027 is het woningaanbod ten opzichte van 2023 verbeterd door de beschikbaarheid van meer (betaalbare) woningen. In 2027 zijn 17.500 woningen uit de Woondeal gerealiseerd;
•    in 2027 past het woningaanbod bij de woningbehoefte zoals onderschreven in de Limburgse Woondeal;
•    in 2027 zijn minstens 3.000 woningen van de ambitie van 20.000 woningen (planologisch) verankerd.

Samen met gemeenten, woningbouwcorporaties en marktpartijen blijven we inzetten op een versnelling van de woningbouw, waarbij we streven naar een evenwicht tussen de woningbehoefte van onze inwoners en het woningaanbod. Als Provincie hebben we binnen deze opgave een stimulerende, ondersteunende en aanjagende rol richting partners om aan de vastgestelde ambitie uit de Woondeal Limburg van 26.550 te voldoen. Tevens is tijdens het sluiten van de Woondeal een ambitie uitgesproken voor 20.000 woningen extra. Inmiddels is de Woondeal eind 2023 reeds opgehoogd met 3.000 woningen. De Woondeal betreft daarmee 29.550 woningen. De ambitie krijgt vorm. Als een grootschalige woningbouw, zoals gepresenteerd in de vorm van ‘Limburg Centraal’, woningbouw bij de IC-stations. Maar er wordt ook geluisterd naar de behoefte van een aantal kernen, waar de leefbaarheid onder druk staat, om aan de randen van de bestaande bebouwde kern nieuwe woningbouw te realiseren (het ‘straatje erbij’).

Er wordt continu gewerkt om de afspraken zoals gemaakt in de Woondeal in te vullen, zowel kwalitatief als kwantitatief. In aanvulling hierop zijn in december 2024 afspraken rondom woningbouw gemaakt met partners op de Woontop. Deze afspraken komen deels overeen met de afspraken uit de Woondeal óf geven hier nadere invulling en duiding aan. Met de actualisatie van de POVI, de op te stellen woningbouwprogrammeringen en het Volkshuisvestingsplan wordt dit nog concreter.

Balans tussen beschermen en benutten van fysieke leefomgeving

•    In 2027 is de samenhang en integraliteit van afwegingen in de fysieke leefomgeving verbeterd, waarbij rekening gehouden wordt met de schaarste aan ruimte, water, milieuruimte en ruimte op het elektriciteitsnet.

De (ruimtelijke) opgaven in Limburg zijn groot, maar de ruimte is schaars. Als we alle sectorale ruimtevragen naast elkaar in onze Provincie willen toestaan, dan hebben we meer ruimte nodig dan we beschikbaar hebben in onze Provincie. Ruimtelijke Ordening is dan ook niet voor niets terug van weggeweest. Gedurende deze collegeperiode zal de actualisatie van de Provinciale Omgevingsvisie, met bijbehorende bouwstenen zoals de ontwerpende onderzoeken, waarover uw Staten beslissen een groot thema zijn waarbij uw Staten actief betrokken zullen worden. Hier wordt ook een aanpassing van de Omgevingsverordening aan gekoppeld. Hierbij wordt onder andere gekeken naar aanpassingen die de Provincie meer grip geven om te sturen op specifieke opgaven.

Provincies bepalen samen met gemeenten en het Rijk hoe de fysieke leefomgeving van burgers en bedrijven wordt gebruikt. De (ruimtelijke) opgaven zijn groot en divers, terwijl de ruimte schaars is. De urgente maatschappelijke opgaven zoals het woningtekort, de kwaliteit van de natuur, de transitie van de landbouw en de verduurzaming van de energievoorziening hebben grote ruimtelijke impact.

In ons omgevingsbeleid moet volop aandacht zijn voor een goede balans tussen wonen, werken en ontspannen. Met oog voor een veilige en schone leefomgeving, waarbij de inrichting van de ruimte bijdraagt aan de leefbaarheid van steden en dorpen en de omgevingskwaliteit. Dit is ook een belangrijke factor voor het Limburgse vestigingsklimaat. De grote transities in onze samenleving leiden tot forse ruimteclaims. Dit vraagt om ruimtelijke afwegingen en scherpe keuzes voor de Provincie, in het bijzonder op het gebied van:
•    landbouw, water, natuur en stikstof;
•    klimaat en energie;
•    wonen en bereikbaarheid;
•    bedrijvigheid.

De ambities voor de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke keuzes zijn/worden, conform de nieuwe Omgevingswet, vastgelegd in de Provinciale Omgevingsvisie (POVI), in daarmee verbonden sectorale programma's en in de Omgevingsverordening. Hiermee wordt ruimtelijk richting gegeven aan de ambities en doelen voor de Limburgse fysieke leefomgeving. Deze documenten maken onderdeel uit van de beleidscyclus van het omgevingsbeleid, waarvan monitoring en evaluatie onderdeel uitmaken.

Op nationaal niveau heeft het Rijk ervoor gekozen haar rol in de ruimtelijke ordening te versterken, gezien de grote ruimtelijke impact van de transities en opgaven waar Nederland voor staat. De Provincies hebben als regionale gebiedsautoriteit bij de uitwerking hiervan een centrale rol. Die uitnodiging hiervoor verbinden wij met onze eigen beleidscyclus.

De bodem en ondergrond worden in toenemende mate benut ten behoeve van de vele maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie, klimaatadaptatie en duurzaam bodembeheer in de landbouw. Daarbij zetten wij in op duurzaam en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, waarbij benutten en beschermen goed met elkaar in balans zijn. Dit vereist dat rekening wordt gehouden met het functioneren van bodem en ondergrond als natuurlijk systeem. Daarmee zijn bodem en ondergrond goed in staat om ecosysteemdiensten te leveren (vitale bodems), zijn kringlopen van (voedings)stoffen, water en energie in stand gehouden of hersteld en zijn verontreinigingen zoveel mogelijk voorkomen. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving worden vanaf het begin van de planvorming de bovengrond en de ondergrond in samenhang bezien. Driedimensionale ordening staat centraal. Duurzaam gebruik van bodem en ondergrond kent raakvlakken met veel andere werkvelden, zoals planologie, landbouw, klimaat, mijnbouw, water en energie.

Belangrijk is dat de inzet op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, wonen, mobiliteit, energie en verduurzaming leidt tot verbetering van de leefbaarheid en tot een gezonde en veilige leefomgeving voor alle Limburgers. Zowel op het platteland als in de steden. Er wordt gekozen voor een samenhangende aanpak van sociale en fysieke vraagstukken, waar samen met gemeenten, corporaties, bewonersinitiatieven en andere partners invulling aan wordt gegeven. Waarbij ook impulsen uit de buurt- en wijkgerichte aanpak uit het kader Samen Leven en Bestaanszekerheid een bijdrage leveren. Dat moet leiden tot sterke steden en krachtige, bereikbare plattelandskernen, met voldoende voorzieningen en groen, aantrekkelijke ontmoetingsplekken, toegankelijke evenementen en een springlevend verenigingsleven.
Daarbinnen is het streven om de Limburgse woonopgave te realiseren, zodat elke inwoner van Limburg in elke levensfase kan beschikken over adequate, betaalbare en toekomstbestendige woonruimte in de vertrouwde omgeving. 

Naast het beleidskader ‘Leefbare Steden en Dorpen’ wordt er reeds middels bestaande kaders zoals IBA Parkstad (coalitieperiode 2015-2019) en Kwaliteit Limburgse Centra (coalitieperiode 2019-2023) invulling gegeven aan het behalen van deze doelstellingen. De inspanningen vanuit deze kaders zullen in de collegeperiode (2023-2027) (voor het grootste deel) worden afgerond.  

Vanuit de bestaande kaders IBA Parkstad en Kwaliteit Limburgse Centra zijn al vele projecten voortgekomen die allen (vrijwel) in uitvoering of afgerond zijn. Dit heeft zowel in stedelijke centra alsook de kleine kernen van Limburg (en specifiek voor regio Parkstad) geresulteerd in o.a. een kwalitatief beter en passender woningaanbod, waarbij er aandacht is voor de starter, de senior en de student, maar ook de internationale werknemer en statushouder niet wordt vergeten. Hierbij is een kwalitatieve impuls gegeven aan (het ruimtelijke aspect van) verschillende centra en wijken, is leegstand gereduceerd, is er meer groen gerealiseerd, zijn meer sociale huurwoningen op de markt gekomen en kunnen meer mensen doorstromen naar een woning die bij hun behoeftes past. Hiermee is de juiste woning op de juiste plek voor de juiste doelgroep gerealiseerd en met de afronding van steeds meer projecten zal de merkbaarheid van dit effect blijven groeien. 

Besluiten van PS ten aanzien van ruimtelijke ordening hebben via provinciale belangenbehartiging bij gemeentelijke plannen, via Omgevingsverordening en eventueel Projectbesluiten direct invloed op de leefwereld van de Limburgers.

Wat merkt de Limburger ervan?

Aan de hand van indicatoren maken wij zichtbaar of we op koers liggen met het behalen van onze doelstellingen voor deze Statenperiode. Hierbij is de Provincie natuurlijk ook afhankelijk van partners en andere autonome ontwikkelingen. De indicatoren die reeds beschikbaar zijn, zijn hieronder gepresenteerd.

Aantal bruto toegevoegde woningen (D_40a)

In 2023 werden in Limburg bruto 3.974 woningen aan de woningvoorraad toegevoegd (exclusief onttrekkingen). Bijna de helft van de woningen werd in Zuid-Limburg gerealiseerd. Midden- en Noord-Limburg realiseerden elk ongeveer een kwart van de woningen. In de Woondeal is afgesproken om in  de periode 2022-2024 16.561 woningen te bouwen. Na twee jaar is ruim de helft hiervan gerealiseerd. De cijfers over 2024 komen medio 2025 beschikbaar.

Deze cijfers zijn gebaseerd op de registratie van realisaties in de plancapaciteitsmonitor door gemeenten. De cijfers wijken af van de mutaties woningvoorraad van het CBS. Zie paragraaf 5.5 van de Woonmonitor 2024 voor een uitleg.

Aantal netto toegevoegde woningen (D_40b)

In 2023 werden 645 woningen door sloop, verbouwing en functiewijziging  aan de woningvoorraad onttrokken. Netto nam de woningvoorraad in Limburg dat jaar met 3.329 woningen toe.

Aandeel gerealiseerde betaalbare woningen t.o.v. het totaal aantal gerealiseerde woningen (D_41a)

Sociale huurwoningen vallen onder het betaalbare segment. Daarnaast zijn huurwoningen vanaf de sociale huurgrens tot €1.000 per maand betaalbaar. Koopwoningen onder €355.000 vallen ook onder het betaalbare segment.

In 2023 werd 61% van de bruto-toevoegingen in Limburg in het betaalbare segment gerealiseerd. Dat is iets onder het streefpercentage van 64%. In 2022-2023 werd een aandeel van 58% in het betaalbare segment gerealiseerd. In Noord- en Midden-Limburg was dat 45% en in Zuid-Limburg 72%.

Leefbaarheid in de fysieke omgeving (D_39a)

De Leefbaarometer is een instrument dat tot op laag schaalniveau een inschatting geeft van de leefbaarheid. Het instrument doet dat op basis van een groot aantal kenmerken van de woonomgeving. Deze variëren van de in een gebied gepleegde misdrijven tot de lokale geluidsbelasting. De Leefbaarometer is onderverdeeld in vijf ‘dimensies’ waarbinnen thematisch met elkaar samenhangende indicatoren zijn gegroepeerd. De 'fysieke omgeving' is één van deze dimensies.

De Leefbaarometer kent een totaalscore per gebied. Daarnaast wordt de afwijking t.o.v. het landelijk gemiddelde getoond. Onderstaande grafiek toont in hoeverre de dimensie fysieke omgeving (bijv. hoeveelheid groen, aanwezigheid van infrastructuur, milieukwaliteit) gemiddeld bijdraagt aan de afwijking t.o.v. het landelijk gemiddelde.

Op wijk- en buurtniveau kan de fysieke omgeving een positieve of negatieve bijdrage hebben. Op hogere schaalniveaus zijn die afwijkingen niet zichtbaar. Bezoek daarom de website Leefbaarometer.nl voor kaarten en onderliggende indicatoren.

Bron: Leefbaarometer
Leefbaarheid: toegang tot voorzieningen (D_39aa)

De Leefbaarometer is een instrument dat tot op laag schaalniveau een inschatting geeft van de leefbaarheid. Het instrument doet dat op basis van een groot aantal kenmerken van de woonomgeving. Deze variëren van de in een gebied gepleegde misdrijven tot de lokale geluidsbelasting. De Leefbaarometer is onderverdeeld in vijf ‘dimensies’ waarbinnen thematisch met elkaar samenhangende indicatoren zijn gegroepeerd. 'Voorzieningen' is één van deze dimensies.

De Leefbaarometer kent een totaalscore per gebied. Daarnaast wordt de afwijking t.o.v. het landelijk gemiddelde getoond. Onderstaande grafiek toont in hoeverre de dimensie voorzieningen (bijv. nabijheid onderwijs, horeca en zorg) gemiddeld bijdraagt aan de afwijking t.o.v. het landelijk gemiddelde. 

Met name in de steden levert deze dimensie een positieve bijdrage aan de leefbaarheid. Op wijk- en buurtniveau kunnen voorzieningen een positieve of negatieve bijdrage hebben. Bezoek de website Leefbaarometer.nl voor kaarten en onderliggende indicatoren.

Bron: Leefbaarometer

Uitvoering begroting 2025: budgetrealisatie

Terug naar navigatie - Uitvoering begroting 2025: budgetrealisatie

De totale lasten van de gewijzigde begroting 2025 voor dit programma tot aan de Voorjaarsnota bedragen € 41,45 mln., bestaande uit €  33,43 mln. reguliere middelen en € 8,02 mln. personeelskosten. 

In onderstaande grafiek presenteren wij alleen de reguliere middelen vanwege de beïnvloedbaarheid van deze posten. Het betreft de bestedingen en juridische verplichtingen tot 1 april (gerealiseerd en verplicht) en de op dat moment resterende vrije ruimte binnen de vastgestelde budgetten. 

Onze voortgangsanalyse geeft aan dat het nodig is om de begroting bij te stellen. Wij faseren € 0,24 mln. door de middelen naar voren te halen uit het budget 2026.

Wat mag het kosten?

Terug naar navigatie - Wat mag het kosten?

In deze Voorjaarsnota 2025 wordt de begroting van het programma Leefbare steden en dorpen bijgesteld op basis van de inhoudelijke en financiële voortgang, zoals beschreven in de beleidsproducten en voortgangsinformatie. 

De volgende voorstellen aan budgetophoging zijn opgenomen:

  • Uitvoeringsplan Leefbaarheidsaanpak en subsidieregelingen Leefbaarheidsaanpak 2024-2027. Hiervoor is in 2025 een bedrag van € 11,5 mln. nodig. Aanvullend op de al geraamde reguliere middelen is een bedrag van € 1,02 mln. toegevoegd; 
  • Voor de Uitvoeringsagenda De Peel is een bedrag opgenomen van € 0,24 mln. Dit betreft de provinciale bijdrage en de ontvangen bijdrage van partners.

Daarnaast zetten wij voor een bedrag van € 1,02 mln. aan specifieke uitkeringen in voor de Nadere subsidieregels flexibele inzet ondersteuning woningbouw.

Tot slot storten wij € 1,14 mln. in de nieuwe bestemmingsreserve AROV. Dit bedrag  komt voort uit afspraken met het Ministerie van I&W en dient als risicobuffer voor door de realisatie van de langzaam verkeersbrug over de Maas. Hiermee wordt de stedelijke kwaliteit bevorderd. Door de ProRailgronden tussen te slopen spoorbrug en de Belgische grens te verwerven kan een stedelijke/natuurlijke ontwikkeling worden ingezet. In de Financiële begroting staat een uitgebreide toelichting op het instellingsbesluit van deze reserve. 

Per saldo stijgen de lasten met € 3,42 mln. Het gevolg van deze wijzigingen is dat het begrote uitgavenvolume van de begroting (lasten en stortingen in de reserves) van dit programma stijgt van € 41,65 mln. naar € 45,07 mln.

Voor nadere details verwijzen wij naar de toelichtingen op product-niveau bij 'Wat gaan we daarvoor doen?', onderdeel Geld.

Bedragen x €1.000